Jan en Caro dragen bij aan ouderenzorg van de toekomst

zorgstelsel

WOZO-programma wijst de weg naar toekomstbestendige ouderenzorg

De ondersteuning en zorg voor ouderen is nu niet toekomstbestendig. Het WOZO-programma (Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen)  biedt de maatregelen, initiatieven en projecten die ervoor moeten zorgen dat de ouderenzorg ook in de toekomst blijft passen bij wat de doelgroep nodig heeft. 

Het vorig jaar door minister Conny Helder gepresenteerde WOZO-programma onderstreept hoe belangrijk het is de ondersteuning en zorg voor ouderen anders te gaan organiseren. “We zien die noodzaak al lang aankomen”, zegt Jan Megens, programmadirecteur WOZO bij het ministerie van VWS. “De demografische ontwikkelingen van ouderen en van ouderen met dementie vragen om maatregelen.  En daar komt nog bij dat we een enorm personeelsprobleem hebben.”

Caro Verlaan, senior manager langdurige zorg bij CZ zorgkantoor reageert: “Het is goed dat er nu een programma is om deze problematiek op te pakken. We merken dagelijks in gesprekken met V&V-aanbieders, andere aanbieders, zorgverzekeraars en het ministerie hoe groot de problemen zijn. De toegankelijkheid van de ouderenzorg staat onder druk. Het is enorm moeilijk om oplossingen te vinden.” 

"De toegankelijkheid van de ouderenzorg staat onder druk." 

Ook ouderen betrekken

Dat er nu een WOZO-programma is, betekent niet dat VWS dit “even gaat regelen”, nuanceert Megens. “We zullen dit samen moeten doen met de 26 partijen die bij dit programma betrokken zijn. De beweging daarbij is duidelijk, we moeten meer naar de voorkant: zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan. Dit betekent dat we ook de senioren en ouderen zelf moeten informeren over wat ze zelf kunnen en zelfs moeten doen, te beginnen met nadenken over hun toekomst.”

Aan die vraag wordt vaak de term advance care planning gekoppeld. “Zelf hebben we het in relatie tot de V&V-sector meer over advance life planning”, zegt Verlaan. "Hoe zorg ik dat ik kan blijven wonen waar ik woon, dat ik een netwerk heb dat me kan ondersteunen, en dat ik lichamelijk en mentaal fit blijf? Hoe ziet mijn leven er straks uit als ik oud ben en ondersteuning nodig heb? Dat zijn de cruciale vragen. Het probleem is dat we als zorgkantoor pas met de doelgroep voor deze vragen in contact komen als ze al in aanmerking komen voor zorg uit de Wlz. Daarom is het belangrijk dat het ministerie een rol pakt om mensen al in een eerder stadium bewust te maken van het belang van deze vragen.” 

"De beweging daarbij is duidelijk, we moeten meer naar de voorkant: zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan.

Maatschappelijk debat

Precies dat is wat nu gaat gebeuren, stelt Megens. “Mensen die eenzaam zijn, kloppen niet aan bij de buren maar gaan naar de huisarts”, vertelt hij. “Als je ziet hoe we de zorg nu geregeld hebben, snap ik dit heel goed. Maar een sterke sociale basis kan bijdragen aan de gezondheid van ouderen. Dit veranderen van denken vraagt om een omslag. Daarom denk ik dat we een maatschappelijk debat nodig hebben met in elk geval de senior zelf. Dat debat kan eigenlijk alleen goed in de omgeving van ouderen zelf. Samen moeten we de aanzet geven tot een maatschappelijk debat, om mensen bewust te maken van de veranderingen en de mogelijkheden om zich daarop voor te bereiden.”

Het WOZO-programma hangt nauw samen met het Integraal Zorgakkoord. “Het verschil is dat WOZO een visie  heeft op de andere organisatie van ondersteuning en zorg om het hoofd te kunnen bieden aan de vergrijzingsopgave”, zegt Megens. “De overeenkomst is dat er versterking van de eerste lijn en het sociaal domein in zit, wat in het kader van het WOZO-programma ook belangrijk is. Vandaar ook de transitiemiddelen die in het kader van het zorgakkoord beschikbaar gesteld zijn.”

Verlaan haakt hierop in: “Daarom werken we als zorgkantoren ook intensief samen met de zorgverzekeraars en andere partijen. Je kunt in de V&V-sector geen verandering tot stand brengen zonder het voorliggende veld. Als we willen dat ouderen langer thuis blijven wonen, betekent dat iets voor onder andere de wijkverpleging en de huisartsen. De wijkverpleging heeft ook een arbeidsmarktprobleem en de huisartsen zijn al overbelast. We moeten dus manieren zoeken om de ouderenzorg zo in te richten dat ook zij er goed in kunnen acteren.” 

Rol zorgtechnologie

Beiden benadrukken de uitdaging die uitgaat van de krapte aan zorgverleners. “We kunnen geen mensen tevoorschijn toveren”, zegt Megens. “Wel kunnen we met aanbieders in gesprek over middelen die op onderdelen arbeid kunnen vervangen, zoals zorgtechnologie. Ook kunnen we aanbieders met elkaar in contact brengen om werkzame ideeën op dit gebied met elkaar te delen. Daarnaast voeren we ook gesprekken over goed werkgeverschap.”.

Het is een bekend gegeven dat niet alle zorgmedewerkers op voorhand gecharmeerd zijn van de mogelijkheden die zorgtechnologie kan bieden. “Veranderen in de zorg is lastig”, zegt Verlaan. “Als je het oude in stand houdt, gaat het nieuwe er niet zo snel komen. We zullen dan ook gaan zien dat we ander zorgpersoneel gaan krijgen, meer van zorgen voor naar zorgen dat. Het uitgangspunt is nu nog ‘Ik ga voor u zorgen’. Ik denk dat de omslag naar ‘Ik ga u leren om het te doen’ het behoud van de sector gaat betekenen.” 

"De omslag naar ‘Ik ga u leren om het te doen’ gaat het behoud van de sector betekenen.” 

Urgentiebesef nodig

“Veel bestuurders en ook veel medewerkers snappen inmiddels dat in de ondersteuning en zorg voor ouderen anders gewerkt moet gaan worden en zijn het er ook mee eens dat daarin stappen moeten worden gezet”, zegt Verlaan. “Toch mag het urgentiebesef bij de bestuurders nog wel omhoog. Natuurlijk worden ze aan het einde van het jaar door hun raden van bestuur afgerekend op de cijfers, maar dat legt de focus op de eigen organisatie. Dat is een probleem, want de verandering die nu nodig is, kun je niet alleen.”

Megens onderschrijft dit. “Bestuurders moeten andere vragen durven te gaan stellen”, zegt hij. “In plaats van verzorgenden te vragen extra diensten te draaien, moeten ze intern de discussie aan durven gaan om tot structurele oplossingen te komen.” Dit vergt van bestuurders dat zij begrijpen wat hun opgave is, vult Verlaan aan. “Niet voor de komende twee of drie jaar”, zegt ze, “maar voor de komende decennia.”

Het is een complex proces, zegt Megens. “We moeten in de ondersteuning en zorg voor ouderen meer gaan samenwerken, waarbij we gezamenlijk de schouders onder deze uitdaging gaan zetten”, zegt hij. “De toekomst ziet er echt anders uit.” In antwoord op de vraag in hoeverre veranderingen in het politieke speelveld hierop invloed kunnen hebben, zegt Verlaan: “Dit staat los van politieke kleur. De demografie verandert daarmee niet.”