Rob gelooft in ketendenken

zorgaanbod

De complexiteit van de GZ vraagt om regioplannen

Cliënten in de sector gehandicaptenzorg (GZ) hebben de zorg die ze nu ontvangen veelal over vijf jaar ook nog nodig. Met de combinatie van groei, een toenemende zorgzwaarte en een krappe arbeidsmarkt is dit geen vanzelfsprekendheid. Het vraagt om zorgaanbieders die de juiste competenties en intenties hebben om hier invulling aan te geven. Met die zorgaanbieders hoopt CZ zorgkantoor in de zes regio’s in de loop van dit jaar langdurige convenanten te sluiten om de toenemende complexe zorg ook in de toekomst te kunnen garanderen.

De ontwikkelingen in de gehandicaptenzorg vragen om regionale samenwerking tussen zorgaanbieders en het zorgkantoor. “Als zorgkantoor zien we onder andere op basis van de Wlz-data die we over deze zorg tot onze beschikking hebben een toename van de zwaardere en complexere zorg”, zegt Rob Raaijmakers, manager van de sector gehandicaptenzorg CZ zorgkantoor en patiëntenparticipatie. “Met die data zijn we in staat om de knelpunten in deze zorg in kaart te brengen, en we zien het als onze verantwoordelijkheid om een actieve bijdrage te leveren aan het vinden van oplossingen daarvoor. Het is logisch dat dit vraagt om regioplannen, want als zorgkantoor kunnen we dat natuurlijk niet alleen, en een individuele zorgaanbieder in deze Wlz-zorg kan dat evenmin.”

"Het is meer een proces van samen begrijpen dan samen beslissen in de regio."

Elke zorgaanbieder, groot of klein, zou vroeg of laat een rol kunnen spelen in het oplossen van de knelpunten. Rob noemt als voorbeeld dat te weinig plekken beschikbaar voor logeren zijn voor cliënten, die daardoor thuis niet ontlast kunnen worden. “Een zorgboerderij, die uitbreidt met logeren, zou dan al uitkomst kunnen bieden”, vertelt hij. “Maar het grotere vraagstuk is natuurlijk de arbeidsmarktproblematiek in combinatie met de steeds zwaardere zorgvraag van deze doelgroep. Op landelijk niveau is nu al sprake van een tekort van achtduizend arbeidskrachten. Bovendien is door de toegenomen complexiteit van de cliëntenpopulatie hoger en vaak anders opgeleid personeel nodig dan op dit moment beschikbaar is. De groei in de zorgvraag is ongeveer 2,1 procent per jaar, maar de complexiteit en zwaarte van die zorg neemt veel sterker toe, mede doordat de lichtere zorg uit de Wlz is gehaald. Dan blijven de complexe problemen over. Cliënten met een combinatie van een licht verstandelijke beperking, hebben in toenemende mate te maken met verslavings- en/of psychiatrische problematiek, en komen daarbij ook regelmatig in aanraking met justitie.”

Efficiënte oplossingen zoeken

Enkele jaren geleden is in de regio Zuidoost-Brabant een project gestart om de omvang van de problematiek van de laatstgenoemde cliëntengroep in kaart te brengen. “De conclusie was dat die groep dermate groot is en de problematiek dermate complex dat je de oplossing hiervoor breed moet aanvliegen”, zegt Rob, “in samenwerking tussen zorgaanbieders en zorgkantoor. Je kunt wel een unit opzetten waarin je vijftig mensen uit de doelgroep huisvest, maar die zit na een half jaar vol. Veel efficiënter is dus kijken hoe je kunt voorkomen dat mensen in de complexere zorg terechtkomen. En hoe je bij degenen die al in zorg zitten kunt komen tot resocialisatie. Ketendenken dus. En het klinkt heel logisch als ik het zo zeg, maar daar heb je dus wel een keten voor nodig. Die moet je tot stand brengen.”

Hoe gaat dit in zijn werk? Rob vervolgt: “De analyse van de knelpunten die we uit onze data halen, signalen uit de regio, signalen vanuit onze afdeling zorgadvies, signalen van de onafhankelijke cliëntenondersteuning leiden tot een regioplan. Dat bespreek je dan met de zorgaanbieders om te bezien of zij zich in de geschetste knelpunten herkennen. Is dit het geval, dan kun je gezamenlijk doelstellingen formuleren om die knelpunten op te lossen en inventariseren welke partijen daar een rol in kunnen spelen.”

Competenties en intenties

Dit is de fase waarin het proces in Zuidoost-Brabant zich nu bevindt: vaststellen met welke zorgaanbieders de volgende stap kan worden gezet. “Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een convenant voor drie jaar, met afspraken over wat in die drie jaar moet worden bereikt”, legt Rob uit. “Dit begint met elkaar leren vertrouwen, maar er hoort ook de vraag bij of een zorgaanbieder het kan waarmaken. Dit kan dus betekenen dat je een bepaalde zorgaanbieder moet teleurstellen, omdat je tot de conclusie komt dat andere keuzes beter zijn. Dit zit niet alleen in de competenties die zo’n aanbieder in huis moet hebben, maar ook in diens visie op ketendenken. Het is kortom een combinatie van competenties en intenties. Het is meer een proces van samen begrijpen dan samen beslissen in de regio. Je moet er immers van op aan kunnen dat de doelgroep ook over vijf jaar nog de zorg krijgt die ze nodig heeft.”

Convenanten sluiten

Rob ziet nu de eerste ideeën naar boven komen en verwacht in de komende maanden keuzes voor zorgaanbieders te kunnen bepalen en dus tot concrete convenanten te kunnen komen. “Natuurlijk is het in theorie mogelijk dat in een regio het zorgaanbod te ontoereikend is en dat een zorgaanbieder van buitenaf in de regio moet worden binnengehaald”, zegt hij. “Het is dus een gevoelig proces. Maar de eerste insteek is natuurlijk het binnen de regio op te lossen. Dit vergt dat een zorgaanbieder zich echt verantwoordelijk voelt voor de regio. Het is maatschappelijk geld waarmee we handelen en de middelen zijn beperkt. Het kan daarom betekenen dat we van andere zorgaanbieders dan die waarmee we een convenant sluiten vragen of die een bijdrage kunnen leveren in de vorm van bijvoorbeeld een beperking van hun eigen budget.”

"Het gaat om gevoelige materie."

Ook weer gevoelige materie natuurlijk, begrijpt Rob heel goed. “Maar het kan wel nodig zijn”, zegt hij. “En je kunt er als zorgaanbieder onder de streep ook op vooruitgaan in die zin dat je minder tijd en middelen kwijt bent aan die complexe doelgroep. Zij kunnen immers ook effect hebben op de doorstroom van andere wachtenden op de wachtlijst.”

Ook kritisch op de eigen competenties

In dit proces ziet Rob kortom een heel duidelijke rol voor het zorgkantoor. “Wij zijn verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg”, legt hij uit. ”Het gaat erom dat de zorg die de cliënt nodig heeft duurzaam is en van goede kwaliteit blijft. Wij streven naar efficiency in die toegankelijkheid.”

In dit proces moeten de medewerkers van het zorgkantoor zelf ook andere competenties ontwikkelen dan traditioneel van hen werden gevraagd. “We moeten bijvoorbeeld in staat zijn om antwoord te geven op de vraag met welke data we zorgaanbieders in beweging kunnen krijgen”, zegt Rob. “Tegelijk moeten we ons ook afvragen of we de competenties in huis hebben om het vervolgtraject, zoals de implementatie, in eigen hand te houden. Het zou me niet verbazen als we daarvoor in sommige gevallen ook met een externe partij gaan samenwerken. Als het nodig blijkt, moeten we dat zeker doen.”

Benieuwd naar zorginkoop GZ?

Zorginkopers GZ vertellen over hun werk, waaronder regioregie
Lees er meer over