Jan Hamers: “Bied in de zorg voor ouderen ruimte voor experimenten”
Ouderen willen ook bij toenemende kwetsbaarheid thuis blijven wonen, stelt hoogleraar ouderenzorg Jan Hamers. Dit werpt vragen op over hoe het best aan deze wens invulling kan worden gegeven. In het antwoord hierop spelen de ouderen zelf, de zorg en ook de zorgkantoren een rol.
Het overheidsbeleid is erop gericht dat ouderen langer thuis blijven wonen, ook bij toenemende kwetsbaarheid. “In de kern goed beleid, want het sluit aan bij wat ouderen willen”, zegt Hamers, “ze willen ook zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Wel is ‘thuis’ hierbij een rekkelijk begrip. Is dat het huis waar je al veertig jaar woont? Nee, naar mijn mening is het de plek waar je autonomie, de eigen regie over je leven kunt behouden. Het verpleeghuis moet dat ook kunnen zijn. Al is daar nog wel het nodige werk te verzetten, want in veel verpleeghuizen is nog te vaak sprake van het overnemen van die regie. Terwijl het toch het huis van de bewoner hoort te zijn.”
"De beleidsrichting is goed geweest, maar de invulling vergt aandacht."
Kortom, stelt Hamers, de beleidsrichting is goed geweest, maar de invulling vergt aandacht. “Als we willen dat ouderen ook bij toenemende kwetsbaarheid thuis blijven wonen, moeten ze beschikken over de bronnen om dit te kunnen doen”, zegt hij. “Een inkomen natuurlijk, maar ook het vermogen tot zelfzorg en ook naasten. Als die bronnen niet afdoende zijn, is ondersteuning nodig. In die ondersteuning bestaat ruimte voor verbetering.”
Tijdig nadenken
Het bewustzijn bij mensen dat het zaak is om tijdig na te denken over de vraag hoe ze willen wonen als ze ouder zijn, neemt toe stelt Hamers. Maar bewustzijn is nog geen handelen. “Dat schuiven mensen vaak toch voor zich uit”, zegt hij. “De kwetsbaarheid kan echter heel plotseling ontstaan en dan zit je ineens in een huis dat daar niet meer bij past. Het is dus zinnig al tijdig na te denken over de vraag of het huis waarin je woont de beste plek is om te wonen als je kwetsbaar wordt en ondersteuning nodig hebt om je eigen regie te behouden.”
"De kern is dat technologie bijdraagt aan behoud van autonomie."
Bij die vraag is het zinvol om ook na te denken over de rol die technologie kan spelen in behoud van regie, stelt Hamers. “Ik kan nog moeilijk voorzien hóe precies – gelet op de snelheid van de ontwikkelingen op dit gebied – maar dat technologie hierin op onderdelen gaat helpen is al wel duidelijk”, zegt hij. “Denk bijvoorbeeld aan telehealth voor zorg op afstand, maar ook aan robotica zoals slimme elektronica of een robotrollator. De kern is dat technologie bijdraagt aan behoud van autonomie. Het kan mensen minder afhankelijk maken van anderen, je hoeft niet te wachten tot iemand langskomt om je te helpen als technologie die hulp ook kan bieden. Ziekte van een thuiszorgmedewerker betekent dat het werkschema van een thuiszorgorganisatie moet worden aangepast. Dat kan meteen impact hebben op het dagelijks leven van iemand die daarvan afhankelijk is. Bovendien: door de vergrijzing neemt de zorgvraag toe. En het aantal mensen dat die zorg moet bieden, groeit niet mee.”
Meer dan zorg alleen
Onderzoek toont aan dat alleen maar meer zorg inzetten niet het antwoord is op de groeiende zorgvraag door de vergrijzing, stelt Hamers. “Het gaat ook om ondersteuning, van mensen die geen zorgprofessionals hoeven te zijn dus, en om welzijn”, zegt hij. “Mensen willen van betekenis blijven. Hierbij is het belangrijk dat er in buurten goede netwerken zijn. We moeten ook niet te bang zijn om in andere termen dan ‘zorg’ te denken. Mensen zijn veel weerbaarder dan we vaak denken. Als de financiering er niet meer is voor de zorg zoals we die nu kennen, of als er niet meer voldoende professionals voor zijn, vinden mensen toch wel weer hun weg.”
Dit neemt niet weg dat de rol van verpleegkundigen belangrijk is en blijft. “Die is ervoor om te zorgen dat mensen leren omgaan met functieverlies en dus zo snel mogelijk weer tot eigen regie kunnen komen”, zegt Hamers.
Rol voor de zorgkantoren
In het snel veranderende veld van de zorg voor ouderen kunnen de zorgkantoren naar de mening van Hamers een faciliterende rol spelen. “Op twee manieren”, zegt hij. “Natuurlijk moet de kwaliteit van de zorg op orde zijn, maar het is zaak dat de registratielast die hierbij hoort vermindert en ruimte laat om de tijd en het geld in de zorg vooral te besteden aan de zorg zelf. Dat is één. Het tweede is initiatieven faciliteren die ruimte bieden aan relatie gerichte zorg. Er moet ruimte bestaan om te experimenteren. De schotten in financiering die nu bestaan – tussen Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg en Wet maatschappelijke ondersteuning – kunnen hierbij in de weg zitten. Het is waardevol als de zorgkantoren een rol kunnen spelen om voorbij deze situatie te komen en zo oplossingen mogelijk te maken die passen bij de huidige behoefte van de ouderen en aan die van een nieuwe generatie.”
Jan Hamers is hoogleraar Ouderenzorg. Hij is de oprichter en voorzitter van de Academische Werkplaats Ouderenzorg Limburg aan de Universiteit van Maastricht. Hamers en zijn onderzoeksgroep doen uniek, baanbrekend en kwalitatief hoogwaardig onderzoek op het snijvak van verschillende disciplines zoals verplegingswetenschap, gerontologie en geriatrie, gezondheidswetenschappen, (ouderen)geneeskunde, psychologie, data-science, technologie en service science. Team science vormt de ruggengraat van zijn wetenschappelijk onderzoek met als resultaat een zeer sterke wetenschappelijke en maatschappelijke impact.